NL
Dutch

Bladeren van Saparua

Over het werk van

Nazif Lopulissa

Toen de opa van Nazif Lopulissa – geboren op de Molukken en in de jaren vijftig gedwongen gemigreerd naar Nederland – zijn atelier bezocht, liet hij zijn sjaal uit de Molukken per ongeluk liggen. Onopgemerkt ligt het ding jarenlang in een hoek. Een paar maanden nadat zijn opa overlijdt, ziet Nazif het lapje stof liggen en besluit het te gebruiken in zijn werk, als ingang tot een verhaal waar hij eerder geen aandacht aan heeft gegeven.
Zijn eerste reflex is om de sjaal kapot te snijden en daarna weer te vernaaien, maar eigenlijk is dat te direct; zowel conceptueel als emotioneel. Hoe langer hij naar de geweven stof kijkt, hoe meer hij gefascineerd raakt door de bindwijze die erin besloten ligt. Ikat, een manier van weven die van oudsher in Indonesië wordt toegepast, waarbij garen worden uitgelegd, geverfd en vervolgens tegendraads worden geweven met ander onbeschilderd garen zodat er een stof ontstaat. Die techniek blijkt het begin te zijn van een nieuwe richting in Nazifs werk.

In 2023 ziet Nazif voor het eerst een foto waarop zijn jonge ouders en hijzelf samen te zien zijn. Het fotootje ligt ergens in een doos van een familielid. Zijn vader rechts, zijn moeder links en in het midden dragen ze baby Nazif. Het kleine familieportret illustreert in zekere zin de kern van zijn kunstenaarschap; met links de Molukse familielijn van zijn moeder en rechts de Turkse lijn van zijn vader. Naast dat hij jeugdherinneringen aan bijvoorbeeld zijn grootouders verwerkt in zijn schilderijen en sculpturen, wil hij ook de meer universele verhalen die op deze foto zichtbaar zijn uitdiepen en overbrengen. Over geschiedenissen die verborgen zijn, die ergens liggen opgeslagen en opgepoetst moeten worden, over migratie, kolonialisme en hoe schaamte een deken kan leggen over onze werkelijkheid.

KNIL en de Molukken
Tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog van 1945–1949 vochten er gekoloniseerde Molukse mannen aan Nederlandse zijde, ze behoorden tot de KNIL-militairen en streden tegen de Indonesische onafhankelijkheidsbeweging. Toen Indonesië in 1949 onafhankelijk werd, werd het KNIL ontbonden en migreerden veel Molukse ex-militairen noodgedwongen naar Nederland. Zo arriveerden er in 1951 honderden militairen met hun gezinnen in de Rotterdamse haven. In Nederland werden ze in de jaren daarna volledig genegeerd door de overheid, ze bleven lang stateloos en woonden onder erbarmelijke omstandigheden zoals in het voormalige concentratiekamp te Vught. Terwijl deze groep zich op de Molukken jarenlang had ingezet voor Nederland ten koste van hun eigen veiligheid en ten koste van andere inheemse gemeenschappen. Ze hadden alles op het spel gezet en kregen er miskenning voor terug. De schaamte die hierop volgde, kleurde vervolgens de geschiedschrijving, zowel op nationaal niveau waar deze gebeurtenissen in geen geschiedenisboek of televisieprogramma een plek kregen, evenals binnen de huiskamers van Molukse Nederlanders. Het bleef stil.

Nieuwe schilderijen
Een belangrijk sleutelwerk is Invoke memory, cannibalising myself uit 2023. Aan de muur in Nazifs atelier hangen twee doeken dicht op elkaar zodat ze één werk vormen. Daarop zijn abstracte vormen te zien, een soort oplichtende plekken op een donkere ondergrond. De doeken zijn geweven met de ikat-techniek waardoor er een geordend, vierkant patroon van gekleurde en witte vlakken is ontstaan. Het zijn fotoprints die vervolgens zijn verweven met een transparant gordijn. Voor de toeschouwer is het niet direct zichtbaar, maar wie langer kijkt kan op het linker doek een groepsportret herkennen. De gezichten van de groep geportretteerden zijn letterlijk verbleekt; enkel witte, oranje vlekken zijn overgebleven. Het is een portret van een groep Molukse KNIL-soldaten. Het rechter doek is gebaseerd op een landschapsfoto van Saparua, een van de Molukse eilanden. De beide geprinte foto’s heeft hij over elkaar heen gelegd en met bleek beschilderd, de KNIL-soldaten boven, het landschap onder. Zodoende hebben de gezichten van de soldaten een stempel gedrukt op het geprinte landschap van Saparua. De witte vlekken van de bleek onderbreken de weelderige natuur.
Nazifs opa, die KNIL-soldaat was, kwam van het eiland Saparua uit het dorpje Tuhahah. Invoke memory, cannibalising myself gaat zowel over die persoonlijke geschiedenis van zijn opa; we zien letterlijk de grond waarop hij is geboren terugkomen op het doek en tegelijkertijd vertelt het werk het verhaal van al die ex-militairen en hun gezinnen. De twee doeken aan de ateliermuur tonen de nasleep van het Nederlands kolonialisme. Over hoe gekoloniseerden als pion werden gebruikt, hun achtergrond moesten verloochenen om vervolgens uit de geschiedenis gewist te worden door de overheerser.

Bleek
Nazif werkt vaak met bleek. Op lappen stof legt hij objecten of materialen en gaat er daarna met bleek overheen zodat daaronder silhouetten overblijven. De objecten en materialen beschermden de onderliggende stof tegen verbleking. Bleek reageert altijd op een ondergrond en maakt deze schoon. Geen ander materiaal leek geschikter voor de richting die zijn nieuwe werk is ingeslagen; die van het verhullen en zichtbaar maken van geschiedenissen. Bleek verwijst daarnaast in zijn werk ook naar het werk dat zijn moeder deed als schoonmaker. Er zit ook een zekere urgentie in het gebruik van bleekmiddel: het prikt in de ogen, brandt in de longen en werkt snel in. Omdat bleekmiddel zich vasthecht aan de verzameling objecten die Lopulissa voor het besproeien uitstalt, is een onvermijdelijk neveneffect van dit gebaar dat deze objecten worden opgeofferd; zoals foto's, zoals herinneringen, zullen ze onvermijdelijk vervormd en aangetast raken.

Nazif bezoekt in 2024 en 2025 drie keer Saparua, het Molukse eiland waar zijn grootouders zijn opgegroeid. Hij doet daar onderzoek voor zijn kunstpraktijk en renoveert het vervallen familiehuisje dat nog steeds op het eiland staat. “Het huis vormt een directe verbinding met mijn familiegeschiedenis en mijn grootouders. Het representeert niet alleen een fysieke plek, maar ook de nalatenschap van mijn opa en de geschiedenis die hij heeft opgebouwd. Ik wilde voorkomen dat dit verloren zou gaan. Dit project is niet alleen persoonlijk, maar ook essentieel voor mijn kunstpraktijk. Door het huis te behouden, kan ik echt zeggen dat ik daar vandaan kom. Het opknappen van de plek is gelukt samen met mijn verloofde Laura en de mensen uit het dorp. Hierdoor ontstond direct een band met de gemeenschap. Door fysiek bezig te zijn met de muren, planten en het herstel van het huis, kreeg ik een diepere connectie met de plek. Elke scheur, elk detail leerde ik kennen. Ik ken dit huis nu beter dan mijn huis in Amsterdam.”

Het huis gebruikt hij deels als atelier en op Saparua maakt Nazif veel van zijn werk. Ook hier werkt hij met bleek om zo het landschap van het eiland vast te leggen. Zich bewust van de schadelijke effecten van bleek, twijfelde Nazif toen hij de eilanden bezocht met de bedoeling bladeren en takken te gebruiken in een nieuwe reeks bleekwerken: moest hij echt planten afsnijden en chemicaliën in de lucht verspreiden? Een lokale bewoner was echter verbaasd over Nazifs nogal ‘westerse’ terughoudendheid: waar maakte hij zich druk om, ze waren buiten, en er waren altijd genoeg planten.
Nazif kwam tot een compromis: hij zou alleen takken gebruiken die al op de grond lagen of door eilandbewoners waren afgesneden.

Een van de bleekwerken die hij op Saparua maakte hangt nu aan de gevel van Villa. Het silhouet van een palmboom hangt hoog boven de straat, een paar meter achter de vlag sieren de bladeren van een Nederlandse eikenboom. Het groen contrasteert met het rode textielwerk. Nazif heeft in dit werk de Molukse palmbladeren naar hier gebracht en laat zien dat zijn werk niet enkel persoonlijk is, maar ook gaat over de diepere geschiedenis van Nederland. Met beelden die zichzelf niet direct uitleggen, maar die er wel aanlokkelijk uitzien. Zijn kunstwerken als paarden van Troje.
“De Nederlandse maatschappij kan blijven proberen kolonisatie te ontkennen, maar dat werkt natuurlijk niet meer: de Nederlandse staat ís gebouwd op kolonisatie. Je kan je daarvan niet meer distantiëren. Geschiedenis is mega persoonlijk, maar ik denk dat mensen uit de diaspora verbinding hebben met de vertaalslag die ik maak. Zo was er kunstenaar Kwabena Sekyi Appiah-Nti die de schelpjes die ik gebruik in een van mijn andere werken herkende en me vertelde hoe belangrijk die waren in de Ghanese cultuur. Ik denk dat dat belangrijk is; mijn werk gaat nu meer over het vinden van een plek of het niet behoren tot een plek. En dat je dat probeert te helen voor jezelf, te repareren. Ik probeer met zoiets als een palmblad al die stukken in de geschiedenis te vangen.”